Intro: George schrijft in de inleiding van zijn tweede boek ‘Weg van Ware liefde’:
“Met de 92-jarige Ada werd het voor mij een bijzondere ontmoeting. Omdat zij als hoogbejaarde vrouw na 82 jaar ‘kerkelijk verdriet’ zich gevangen heeft gevoeld ((het zgn. wetticisme), heeft zij zich door de gesprekken die wij voerden kunnen bevrijden van het streng gereformeerde geloof. Altijd dacht zij hard te moeten werken om die Ware Liefde te mogen krijgen terwijl die Liefde er gewoon is. Dat heeft haar uiteindelijk rust gegeven.”
Ada Verbrugge is 100 jaar:
‘Mijn laatste jaren zijn de mooiste van mijn leven, ik voel mij vrij en tevreden’.
Hoe kijkt deze Rotterdamse terug op de eeuw die achter haar ligt?
Marjon Bolwijn, 26 februari 2024, 05:00
Beeld Aurélie Geurts
KLIK HIER om online te lezen.
Ada Verbrugge wordt dikwijls niet ouder dan 75 jaar geschat en dat is te begrijpen als je niet beter weet. De 100-jarige Rotterdamse keek pas in de spiegel en ontdekte dat ze voor een vrouw van haar leeftijd ‘inderdaad een glad gezicht’ heeft. Ze slikt nul medicijnen, knipt nog met vaste hand ansichtkaarten en zet zichzelf elke ochtend uitgebreid in de make-up, waardoor ze meestal te laat komt voor het koffie-uurtje in het woonzorgcentrum waar ze woont.
Waar vermaakt u zich nog mee?
‘Ik kan uren bezig zijn met plaatjes uitknippen waar ik 3D-ansichtkaarten van maak. Ik puzzel en volg het nieuws, want ik wil wel bijblijven. Ook mijmer ik veel. Daar heb je een goede stoel voor nodig. En ik geniet van mijn geloof. In de avond bid ik, daarna kan ik rustig slapen.’
Wat voor kind was u?
‘Verlegen, maar ook een robbedoes. Mijn moeder noemde mij straatmadelief, want ik speelde vaak buiten en hield van wilde spelletjes, zoals tikkertje en haasje over. Ik kon op één stelt hinkelen met de andere stelt over mijn schouder. We hadden een gezellig huis met een kelder en een grote tuin. Ik was de derde van vier kinderen. Mijn drie broers hadden geen interesse in mij. Corrie was mijn vaste vriendin. Ik ben altijd het liefst met één vriendin, met drie of meer klap ik dicht.
‘Ik had een lieve moeder, met wie ik alles kon bespreken, zolang ze leefde wist ze alles van mij. Ze is 101 geworden. Toen ik voor het eerst bloedvlekken in mijn broek zag, vond ze het wel moeilijk te vertellen wat menstruatie is. In die tijd werd daar niet open over gesproken. Vlak voordat ik ging trouwen wilde ze mij voorlichten, maar ik zei: ‘Ik weet alles al!’
‘Mijn vader was leraar boekhouden en ging volledig zijn eigen gang. Hij was erg godsdienstig en leergierig en zat thuis bijna altijd in zijn studeerkamer boeken te lezen over de Bijbel, flinke sigaren rokend. We hadden niks aan hem, hij gaf ons geen aandacht, was te veel bezig met de Bijbel en zijn eigen gedachten. Ik had geen behoefte aan mijn vader, ik had genoeg aan mijn moeder – zij was alles voor mij. Ze was eigenlijk een moeder en vader tegelijk. Hun huwelijk was niet goed, mijn moeder kreeg geen liefde van haar man, maar ruzie was er niet.’
Kreeg u als meisje dezelfde kansen als uw drie broers?
‘Ja. Liever dan leren was ik bezig, daarom ging ik naar de Industrieschool, waar ik leerde naaien, breien en koken. Ik volgde een opleiding voor kinderleidster en heb een paar jaar een kleuterklasje gehad. Omdat ik meer geld wilde verdienen, stapte ik over op een kantoorbaan. Ik had trouwplannen en moest sparen. Op kantoor was een collega, Gerrit, met wie ik een leuke klik had, wat ik nooit met mijn eigen man heb gehad. Tussen de middag gingen we vaak samen wandelen. Hij was een charmeur en trok veel meisjes aan, maar voelde aan dat hij bij mij niks hoefde te proberen, want ik had al verkering met Ben. Ik heb hem nooit aangeraakt.
Gerrit vroeg of ik met hem mee uit wilde. Dat besprak ik met mijn moeder, zij liet mij daar vrij in. Ik vond dat ik vriendschap met een man kon hebben en vertelde het ook aan Ben. Die ging met Gerrit praten, raar eigenlijk hè. Ik ben met Gerrit gaan dansen, in Den Haag. Na afloop stond Ben mij op het station op te wachten, hij rende van perron naar perron om mij te zoeken. Hij zal gezien hebben dat ik mijn mooiste kleren aan had. Mijn vader vond dat ik met Gerrit moest stoppen, dat heb ik gedaan.’
Heeft u het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 meegemaakt?
‘We woonden aan de rand van de stad en hebben op het dak naar de bommen op het centrum staan kijken. Er viel ook een bom aan het einde van onze straat. We waren helemaal niet bang, heel eigenaardig. Ik heb nog geholpen het schooltje in onze straat open te maken. Daar wilden ze mensen in onder brengen, maar ze kregen de deur niet open, waarop ik zei: dan draai je toch gewoon de schroeven eruit? En dat deed ik.
‘Ik heb geen ellende meegemaakt en alleen leuke herinneringen aan de oorlog. Op een gegeven moment ben ik lopend en liftend naar Apeldoorn gegaan, naar tante Ko en mijn nichtje, met wie ik goed kon opschieten. Er was van tevoren afgesproken bij wie ik zou overnachten. Ik was een avonturier. Ik kon met een vrachtwagen mee, maar die kreeg onderweg panne. Toen ben ik verder gaan lopen. Een Duitse soldaat bood mij een lift aan. Ik sprong achter op zijn fiets. Naïef misschien, maar toen de vrachtwagen later langsreed, zwaaide ik vrolijk naar de chauffeur. Wat zal die wel niet van mij gedacht hebben? De soldaat moest de andere kant op, het bos in, en toen ben ik afgestapt en lopend verder gegaan. Met de weg vragen kom je een heel eind.
‘Ik verbleef tot het einde van de oorlog bij mijn tante en werkte overdag bij een gezin in het huishouden. Ben was in Duitsland, als dwangarbeider. We schreven elkaar brieven. Toen hij na de oorlog terugkwam, was hij zo veranderd, dat ik het uitmaakte. De liefde was weg.’ Had hij misschien nare dingen meegemaakt in Duitsland? ‘Nee hoor. Hij werkte niet in een fabriek, maar op een kantoor in Hamburg, dat was geen zwaar werk. En als er bombardementen waren, kon hij schuilen in een bungalow, schreef hij. Toen ik het uitmaakte zei Ben dat ik altijd weer bij hem kon terugkomen. En dat heb ik gedaan. Hij was een lange man, niet knap, ik viel voor zijn charisma. Hij had altijd veel mensen om zich heen.’ Op de digitale fotolijst naast haar stoel komt een trouwfoto van Ada en Ben voorbij. ‘Kijk, zijn hoed staat scheef. Je ziet geen echte blijdschap, hè. Ben heeft mij later verteld dat hij niet op mij viel.’
Dat is niet bepaald prettig om te horen van je echtgenoot. ‘Mijn huwelijk had liefdevoller kunnen zijn. Tot op zekere hoogte zal ik het naar mijn zin hebben gehad, want ik ben bij hem gebleven. Ik zorgde voor de kinderen en het huishouden en had veel hobby’s: kleding maken, stoelen bekleden, breien, de gymclub, zingen in een koor.
‘Mijn man leefde voor zichzelf en zijn hobby’s en trok zich weinig van mij en ons gezin aan. Ik hield rekening met hem, maar hij niet met mij. Als hij thuis was, zat hij boven op zijn hobbykamer.
Ben was ook heel creatief. Hij kon mooi schilderen, kijk, zijn schilderijen hangen hier aan mijn muur. ‘Nooit zei hij iets speciaals tegen mij, niet één keer dat hij van mij hield. Nog geen eens zo heel lang geleden zei hij dat ik niks 100 procent goed kon. Mijn wereld stortte even helemaal in. Ik durfde er niks tegenin te brengen.‘ (Ze is even stil en zegt dan:) ‘Als ik assertiever was geweest had ik gezegd: ‘Er zijn genoeg dingen die ik goed kan: kleding maken, kinderen opvoeden, luisteren’. Eén keer heb ik tegen hem gezegd dat ik niet blij was in ons huwelijk. Er kwam geen reactie. Door het gebrek aan liefde en aandacht, kreeg ik een minderwaardigheidscomplex.’
U kwam tekort.
‘Ja. Ik werd steeds verdrietiger. Ik was over de 50 toen ik depressief werd. De kinderen waren de deur uit. Ik was niet gelukkig met mijn man. Dat verborg ik voor hem.’
Bent u deze depressie te boven gekomen?
(Ze klaart op:) ‘Dankzij een vrouwenpraatgroep. Daar bleek dat ik niet de enige tobber was. We vertelden elkaar openhartig over ons huwelijksleven en konden er ook om lachen. Eén vrouw kwam áltijd huilend binnen, hahaha. Ik vond het heerlijk mijn hart leeg te kunnen gooien en knapte er erg van op.’
Wat heeft u over liefdesrelaties geleerd?
‘Het is altijd afwachten hoe het uitpakt. Maar de beste huwelijkspartner is iemand met vrouwelijke kanten, met wie je goed kunt praten.’
Wat was of is de leukste periode in uw leven?
‘De laatste paar jaar. Ik heb nu een zorgeloos leven, voel mij vrij, ben gelukkiger en tevreden en zou wel 200 jaar willen worden. Ik geniet van mijn kinderen en kleinkinderen, ze zijn allemaal even lief, er zit niet één zeurpiet bij. Voor mijn 100ste verjaardag zaten we hier met zijn allen in een kring, de kleintjes speelden in mijn slaapkamer. En ik kreeg het mooiste cadeau dat ik ooit heb gekregen: deze digitale fotolijst. Ik kan de hele dag naar ze kijken.
‘Ik ben nu van mijn minderwaardigheidscomplex af. Dat komt door George. Ik ontmoette hem acht jaar geleden in het zwembad. Hij stond zijn grote bos krullen te föhnen, en ik zei: ‘Wat heb je mooi haar.’ ‘Jij ook,’ zei hij. Er ontstond een mooi gesprek en we raakten bevriend. Ik bel hem op en hij komt een paar keer per jaar langs, dan geniet ik van zijn complimenten en onze fijne gesprekken. Ik leef van goede gesprekken. Ik flirt niet met hem hoor! Hij is zeker dertig jaar jonger en heeft een vrouw. Maar met zo’n man had ik wel willen trouwen.’
ADA VERBRUGGE
geboren: 20 november 1923 in Rotterdam
woont: zelfstandig, in Rotterdam
beroep: kleuterleidster
familie: drie kinderen, vier kleinkinderen en zes achterkleinkinderen
weduwe: sinds 2019